Digenetische overerving

Sommige erfelijke ziektes ontstaan door een afwijking in één gen. Dat noemen we een monogene ziekte. Mono betekent één en verwijst naar de afwijking in één gen waardoor je de ziekte krijgt. Monogene ziektes kunnen op verschillende manieren erfelijk zijn, bijvoorbeeld autosomaal dominant of X-gebonden recessief.

Als een ziekte ontstaat door een afwijking in twee verschillende genen tegelijk, noemen we dat digenetische overerving. Di betekent twee en verwijst naar de afwijking in 2 genen die samen zorgen voor de ziekte. 

Digenetische overerving lijkt op autosomaal recessieve overerving. Een autosomaal recessieve ziekte krijg je als je van beide ouders een afwijking in hetzelfde gen krijgt.

Bij digenetische overerving gaat het om een afwijking in twee verschillende genen. Dat kan een afwijking in een gen zijn dat je van vader hebt gekregen, en een afwijking in een ander gen dat je van moeder hebt gekregen. 
Je kunt ook van één ouder de twee verschillende genen met een afwijking erven. Dan heeft de ouder de ziekte ook zelf.

Soms ontstaat bij digenetische overerving de ziekte door een fout in één van de twee genen met de afwijking. De fout in het tweede gen zorgt er dan voor dat de kenmerken van de ziekte erger worden. Dit komt bijvoorbeeld voor in families met het lange QT syndroom (LQTS).

Heel soms ontstaat een ziekte als er twee afwijkingen in één gen zitten (zowel in het van de vader geërfde gen als in het van moeder geërfde gen), en ook nog een afwijking in een tweede gen. Het gaat samen om 3 genen waarin afwijkingen zitten.
Dat noemen we triallelische overerving. Tri betekent drie en verwijst naar de afwijkingen in 3 genen die samen de oorzaak van de ziekte zijn.

Heb je een vraag? erfolijnerfocentrum.nl (subject: Vraag, body: Mail%20ons%20uw%20vraag%3B%20binnen%205%20werkdagen%20ontvangt%20u%20een%20antwoord.%20%0A%0AMijn%20vraag%20is%3A%20%0A) (Mail) ons.

Update-datum: 3 november 2025